Netwerkneutraliteit is een van de belangrijkste (maar niet onomstreden) principes. Het schrijft voor dat ISP's of Internet Service Providers alle internetcommunicatie gelijk moeten behandelen. Het moet worden gedaan zonder verschillende tarieven aan te rekenen op basis van wat een gebruiker op internet gebruikt of waar vandaan.
Dit betekent dat ISP's gebruikers niet mogen blokkeren, vertragen of extra moeten vragen om toegang te krijgen tot bepaalde websites of services. Zonder netneutraliteit zouden ISP's bijvoorbeeld vrij zijn om een contract met Vimeo te ondertekenen en vervolgens de internetsnelheden die ze bieden aan gebruikers die YouTube gebruiken in plaats van Vimeo met geweld te verlagen. Of een andere video-hostingsite.
De term zelf werd in 2003 bedacht door een student mediarecht genaamd Tim Wu en had geen invloed op wat een eindgebruiker aan zijn kant kan filteren. Met andere woorden, door de gebruiker geconfigureerde onderliggende blokken zijn prima. Maar als een ISP inhoud voor volwassenen zou verbieden, zou dat in strijd zijn met netneutraliteit.
Het is vermeldenswaard dat netneutraliteit niet overal een wet is en inderdaad niet op dezelfde manier wordt gehandhaafd. Zo liggen de term en definitie al sinds de jaren 90 onder vuur in de VS. In 2019 heeft de Tweede Kamer de Save the Internet-wet aangenomen om breedbandinternetgebruikers gelijke toegang tot online content te garanderen. Deze wet kwam niet door de Senaat en werd volledig ingetrokken onder de regering-Trump. De argumenten over netneutraliteit zijn over de hele wereld ongeveer hetzelfde.
De problemen en voordelen van netneutraliteit
Zoals eerder vermeld, kan het mogelijk het verkeer voor de ene site versnellen en het voor een andere vertragen, de ervaring van een gebruiker ernstig beïnvloeden. Wanneer dit wordt opgelegd door ISP's, zou dit een onvermijdelijke bedreiging vormen voor hun vrijheid om de dienst te gebruiken waarvoor ze betalen. Hoewel het in wezen onschuldig lijkt om bijvoorbeeld hogere snelheden voor met name Netflix aan te bieden, is de verdergaande impact van dat soort speciale ‘deal’ overweldigend negatief. Het kan interfereren met het vermogen van specifieke websites om met anderen te concurreren. ISP's kunnen bijvoorbeeld rechtstreeks interfereren met het vermogen van online bedrijven om concurrerend te blijven.
Een ander probleem is de mogelijke discriminatie op IP-adres - of regelrechte censuur zonder netneutraliteit. Bepaalde landen, zoals China, Rusland en Noord-Korea, zijn hier openlijk actief mee bezig. Zo vinden ze dat hun ISP's overheidswebsites van landen blokkeren onaanvaardbaar. In het geval van China zijn ISP's voor het overgrote deel eigendom van de overheid (of op zijn minst gecontroleerd) in plaats van deel uit te maken van enige vorm van vrije markt. Dit betekent dat opgelegde verboden zo ver kunnen gaan als het blokkeren van specifieke zoektermen van gebruikers. Een populair voorbeeld is het bekende bloedbad op het Tiananmen-plein in China op 4 juni 1989. Zoeken naar informatie over het evenement in China is moeilijk, omdat zoekopdrachten vaak worden geblokkeerd, resultaten gefilterd, en informatie die openlijk beschikbaar is in de rest van de wereld is niet toegankelijk in China zelf.
Dit is een van de beste voorbeelden van waarom netneutraliteit (of iets dat er zo dicht mogelijk bij ligt) noodzakelijk is als internet een levensvatbare bron van informatie en communicatie blijft.
De nadelen van netneutraliteit
De relatief bescheiden nadelen van netneutraliteit komen vaak neer op wat er uit de zakken van de eindgebruikers komt. Zonder netneutraliteit zou het sluiten van contracten met ISP's die bijvoorbeeld niet of minder rekenen voor het gebruik van Netflix en YouTube alleen mogelijk zijn. Gebruikers die alleen die sites gebruiken, krijgen mogelijk een aanzienlijk goedkopere deal en betalen uiteindelijk minder. Maar die opstelling is vooral theoretisch, want er zijn er niet veel (indien van toepassing) voorbeelden van deze werking.
In theorie zouden ISP's, zonder netneutraliteit, ook kunnen veranderen van forfaitaire gebruiksvergoedingen naar site-based vergoedingen. Dus sites die veel verkeer gebruiken, zoals streaming-sites, kunnen worden 'bestraft' door duurder te zijn. Het weergeven van bronnen zoals Wikipedia is gratis of bijna gratis. Dit is precies het tegenovergestelde van het bovenstaande voorbeeld, maar zou ook ten goede komen aan sommige gebruikers ten koste van anderen.
Een meer algemeen positief punt zou de mogelijkheid zijn om specifieke middelen volledig vrij te maken voor gebruik. Zo zouden academische of onderzoekssites en sites die geacht worden voor het algemeen belang te zijn, gemakkelijker moeten zijn toegankelijk voor huishoudens met extreem lage inkomens die misschien geen ‘premie’ voor streaming kunnen betalen plaatsen. Ook dat is een theoretisch voorbeeld en brengt uitdagingen met zich mee. Wie bepaalt bijvoorbeeld welke sites gratis moeten zijn of voor het algemeen belang zijn?
Conclusie
Netneutraliteit is een relatief eenvoudig concept met veel complexe opvattingen eromheen. Veel meningen komen echter neer op het accepteren van regulering of het laten beslissen door de vrije markt. Dit verklaart in grote mate waarom het probleem zo polariserend is in de VS. Wat zijn uw gedachten over het onderwerp? Deel uw mening in de opmerkingen.